Zijn leven kreeg een 9+

Als reclameman verkocht hij een glanzende wereld. Maar zijn leven thuis stond in het teken van zijn zwaar gehandicapte maar briljante zoon.

Het moet een paar maanden geleden zijn toen Trees hem vroeg: „Welk cijfer zou jij aan jouw leven geven?”. Ze zaten te kijken naar een tv-programma waarin mensen hun leven met een cijfer waarderen. Dolf hoefde niet lang na te denken: „Een 9+.”

Zo hoog, dat verbaasde haar toch wel wat. Dolf vond dat hij een heerlijke jeugd had gehad. Hij had intensief en interessant werk gehad in de reclamewereld. In allerlei verenigingen en clubs had hij een leidinggevende rol gespeeld. En samen met Trees had hij in augustus teruggekeken op een gelukkig huwelijk van vijftig jaar. Hij was dolblij met zijn kleinkinderen. Maar ze hadden ook vele jaren de zorg gehad over hun gehandicapte zoon, Oscar. Dat was zwaar geweest. Maar die jongen had ook zoveel blijdschap gebracht. Dus Dolf bleef bij zijn 9+.

Zo kende Trees hem: altijd positief. Toch had ze zich weleens afgevraagd of hij iets had weggedrukt in zichzelf. In zijn werk en sociale leven was hij geroemd als spreker, maar een prater was hij niet. Als hij thuiskwam en zij vroeg hoe het was geweest, zei hij steevast: Ja, goed hoor.

Als hij zich de laatste tijd ergens druk om maakte, dan waren het die priesters die zich aan kinderen vergrepen. „Die smeerlappen”, zei hij. Het laatste restje katholicisme dat hij in zich droeg verdampte in zijn woede.

Zelf had hij alleen maar goede ervaringen met priesters gehad. Hij was bij de jezuïeten op de middelbare school geweest. Hij deed hbs-b op het Aloysius College in Den Haag. Drie keer was hij blijven zitten, en dat vonden ze niet eens erg op school. Hij had het ook zo druk : toneel, voetbal, sopraan in het jongenskoor, organisator van het Sinterklaasfeest op school en ook voor straatschoffies in Den Haag, voor wie hij maandenlang oud speelgoed opknapte. Hij ging zelfs naar de ouders van die kinderen om ze op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Toen hij uiteindelijk zijn eindexamen haalde, reikte de rector met spijt het diploma uit, want hij zag Dolf niet graag vertrekken.

Ook in militaire dienst maakte Dolf indruk. Na de verplichte twee jaar tekende hij een jaar bij voor een ’geheime opdracht’. Hij moest als officier bij de artillerie de afweersystemen bij drie grote steden in kaart brengen. De wiskunde die de jezuïeten hem hadden bijgebracht kwam van pas.

Hij genoot ervan. Met zijn open Jeep bracht hij een bezoekje op het werk van zijn vader, ambtenaar bij gemeentewerken van Rijswijk. Zijn secretaresse, Trees Koeleveld, raakte onder de indruk van die knappe jongen met zijn stoere militaire jack. De ontmoeting had ook Dolf geraakt. ’s Avonds vroeg hij zijn vader: „Waarom heb je me nooit iets over die secretaresse verteld?”

Drie jaar later, in 1959, waren ze getrouwd. Dolf wilde niet op een wachtlijst voor een woning, hij wilde meteen kopen, wat ongebruikelijk was in die tijd. Ze vonden hun eerste eigen huis in Waddinxveen. Al gauw kwam hun eerste kind: Oscar. Een prachtig kind, met felle ogen lag hij te stralen in zijn wieg. Maar na acht maanden werden ze ongerust: het kind bleef maar liggen. Oscar bleek een ernstige spierziekte te hebben. Het was ongeneeslijk en hij zou maar een jaar of twee oud worden.

Na een week herstelde het jonge paar van die dreun. Ze besloten er het beste van te maken. Trees moest wel zes keer per nacht haar bed uit om het kind om te draaien. Oscars spieren konden praktisch niets, maar zijn levenskracht was overweldigend. Hij zou niet twee, maar 31 jaar oud worden.

Terwijl Trees dag en nacht voor Oscar zorgde, werkte Dolf op de reclameafdeling van het Rotterdamse bedrijf Benegas dat flessegas verkocht. ’s Avonds en in het weekeinde volgde hij cursussen om verder te kunnen in het bedrijfsleven. De reclame had hem gegrepen en hij trok naar Amsterdam waar de echte reclamebureaus zaten. Ze verhuisden naar Amstelveen. Dat was ook goed voor Oscar, want daar waren twee academische ziekenhuizen in de buurt. Maar Oscar was gezond, op die spieratrofie na. En zijn hersens waren uitmuntend. Op de mytylschool was hij een uitblinker. Maar na de lagere school zei hij dat hij liever naar een gewone school met gezonde kinderen wilde. Dat werd het lyceum in Buitenveldert, waar hij gymnasium-b ging doen. Trees zat feitelijk bij hem in de klas om hem te helpen met alles waarvoor je spieren nodig hebt. Terwijl Oscar zich geestelijk ontwikkelde, lieten zijn spieren het steeds meer afweten. Hij ontwikkelde een fotografisch geheugen: hij wist precies wat er op pagina 59 van een leerboek stond. Hij had wel een apparaatje om de bladzijden om te slaan, maar het was makkelijker om alles te onthouden dan eindeloos terug te bladeren.

Het hele gezin stond in het teken van Oscar. Zijn zusje Hester, die tweeënhalf jaar jonger was, deed van jongsaf mee. Als Oscars hoofd opzij viel, dan drukte zij vanuit haar kinderstoel als vanzelfsprekend het hoofd weer omhoog. Ze was helemaal op haar broer gericht en ging zelden buiten spelen. Als kleine boekenwurm zei ze al op haar vijfde dat ze professor wilde worden. Ze is nu kankerchirurg.

Ondertussen maakte Dolf carrière in de reclame als account director. Hij sprak met de klanten en zorgde ervoor dat ze de juiste tekstschrijver en beeldmensen kregen. Dolf kon goed luisteren naar de klant en hij verstond de kunst om de wensen te vertalen in praktische oplossingen.

De reclamewereld was in Dolfs beginjaren nog niet zo professioneel. Maar Dolf had met cursussen een erkenningsdiploma gehaald, wat zijn bureau extra inkomsten verschafte. Het succes verleidde hem en twee bevriende collega’s om voor zichzelf te beginnen. Maar Dolf schrok ervan terug. Een eigen bedrijf zou financiële onzekerheid betekenen. Dat durfde hij niet aan, gezien de situatie thuis met Oscar.

Dolf wilde het wel wat rustiger hebben dan in de tumultueuze reclamewereld, met lange dagen, en veel drank. „Daar haal ik de 65 niet”, zei hij. Bij uitgeverij VNU was het iets kalmer. Daar maakte hij bladen voor bedrijven: Allerhande voor Albert Heijn, de Flying Dutchman voor de KLM en nog tientallen andere. Dat gaf hem ook meer tijd voor zijn sociale leven. Hij zette zich onder andere in voor een ’blokhut’ met alle voorzieningen voor gehandicapte padvinders in het Amsterdamse Bos.

Hij meldde zich bij de vrijmetselaars, waar hij genoot van de broederschap en de discussies. Binnen vier jaar was hij voorzitter van een loge. De vrijmetselarij bood ook onderdak voor allerlei initiatieven voor gehandicapte kinderen.

Als ze met vakantie gingen, dan was Oscar erbij. Drie weken op een bootje met een jongen die zich niet kon verroeren, een tocht langs de kastelen aan de Loire met Oscar in de armen van Dolf die de eindeloze trappen beklom, ze deden alsof ze een normaal gezin waren.

Oscar ging rechten studeren en politicologie. Toen hij klaar was schroefde Dolf trots een koperen naambordje bij de deur: Mr. Oscar Oldenburg. Het hangt er nog, ook al is het wonderbaarlijke kind negentien jaar geleden overleden, 31 jaar oud.

Oscars dood in 1991 veranderde alles. Trees viel in een zwart gat, na al die jaren van zorg. Dolf stopte met zijn werk om bij haar te zijn. Samen ontdekten ze een nieuw, rustiger leven.

Dolf was altijd gezond geweest, dus toen hij op de golfbaan al na twee holes moe was, maakte hij zich ongerust. Eind januari bleek hij alvleeskanker te hebben. Er was geen hoop op genezing. De traplift van Oscar was nu voor Dolf een uitkomst. Maar niet voor lang.

Op 13 februari schreef hij een brief aan familie en vrienden: „Mijn leven loopt ten einde, dat weet ik, dat merk ik, dat voel ik. Maar het moet een menswaardig einde zijn. Geen nutteloos rekken met poeders en pillen. Geen afzondering in een halfdonker kamertje. Ik wil dat artsen mij op het juiste moment rustig laten inslapen. In overleg met mijn vrouw en dochter. De dood hoort bij het leven. Ik heb daar vrede mee. Ik heb fijn geleefd. Nu nog rustig sterven. Eenieder mijn hartelijke groeten.”

Hij wilde het zelf doen. Op het afgesproken uur dronk hij, slokje voor slokje, het glas leeg dat de huisarts had aangereikt.

 

Bron: Trouw.nl